Optiematrix
Welkom bij de Optiematrix. Met deze tool kun je verschillende opties en arrangementen verkennen die relevant zijn voor samenwerking in duurzame en circulaire projecten.
De kolommen vertegenwoordigen vier aspecten van samenwerking, met daaronder steeds vijf verschillende opties. Door op de opties te klikken krijg je meer informatie over wat een optie precies inhoud. Ook kun je opties selecteren om een keus tijdelijk zichtbaar te maken voor je publiek.
Onder aan de optiematrix vind je korte beschrijvingen van deze thema's in de praktijk uit Amsterdam, Helmond en Kerkrade.
Deze optiematrix is ontwikkeld in samenwerking met onderzoekers, professionals en praktijkvernieuwers.
Traditioneel arrangement
Selectief netwerkarrangement
Open netwerkarrangement
Integraal arrangement
Faciliterend arrangement
Voorbeelden uit de casussen
Betrekken van overheden, burgers & bedrijven
Zelfstandig acteren; Nadruk op het informeren van burgers, bedrijven en (andere) overheden
Optie 1: In eerste instantie zelfstandig acteren; Nadruk op het informeren van burgers, bedrijven en (andere) overheden
- De focus in de organisatie ligt bij het uitvoeren van de eigen kerntaken. De organisatie is sterk gericht op uitvoering en beheer.
- De aansturing van de eigen sector is centraal belegd en top-down georganiseerd.
- Participatie van externe partijen (overheden, burgers, marktpartijen) in besluitvorming en uitvoering is beperkt; Samenwerking en participatie wordt alleen gezocht als dit direct bijdraagt aan de realisatie van het eigen beleid en eigen doelstellingen.
- In het betrekken van externe partijen ligt de nadruk op ‘informeren’. Bestaande organisaties bepalen de agenda voor besluitvorming en informeren belanghebbenden over gemaakte keuzes.
Actief samenwerken met een selectieve groep van (keten-)partners
Optie 2: Actief samenwerken met een selectieve groep van sectorale partners.
- De organisatie zoekt actief de ruimte op rond de eigen kerntaken
- De organisatie werkt intensief en op basis van gelijkwaardigheid samen met overheden en bedrijven in de eigen sector.
- Het ontwerp van nieuwe systemen is integraal georganiseerd, maar realisatie en beheer blijven sectoraal belegd.
- Inspraak van burgers, overheden en bedrijven buiten de sector geschiedt voornamelijk op basis van ‘consultatie’ (derden zijn gesprekspartners beleidsontwikkeling, maar advies is niet bindend) en ‘advisering’ (derden dragen problemen aan en formuleren oplossingen; men verbindt zich in principe aan het advies en kan alleen beargumenteerd afwijken).
Actief samenwerken met een breed pallet aan partners
Optie 3: Actief samenwerken met breed pallet aan bekende en minder bekende partners.
- Maatschappelijk opgaven staan op gelijke hoogte met sectorale doelstellingen.
- De organisatie stelt zich op als knooppunt in een breed en gevarieerd netwerk van partijen; Samenwerking is flexibel en wordt veelal lokaal in overleg met andere partijen ingericht.
- Co-creatie tussen actoren en beleidsvelden is de norm. Niet alleen in de ontwerpfase, maar ook in de realisatiefase, en de beheerfase.
- Samenwerking en participatie met geschiedt veelal op basis van ‘Co-productie’ (beleidskeuzes worden gezamenlijk gemaakt en oplossingen worden bepaald en vormgegeven).
Vergaand samenwerken met partners binnen en buiten de eigen sector
Optie 4: Vergaand samenwerken met partners binnen en buiten de eigen sector
- Maatschappelijke meerwaarde staat boven sectorale doelstellingen.
- Er is sprake van vergaande integratie van nutsfuncties en -diensten. Overheden, (nuts)bedrijven en/of burgers richten eventueel samen multi-utility organisaties op (integraal nutsbedrijf water-energie-afval) en worden onderdeel daarvan.
- Interne samenwerking is veelal georganiseerd op basis van ‘Co-productie’ (beleidskeuzes worden gezamenlijk gemaakt en oplossingen worden bepaald en vormgegeven).
- Participatie en samenwerking met externe partijen (d.w.z. niet onderdeel van de multi-utility) kan, afhankelijk van het doel, diverse vormen aannemen. Van ‘informeren’ tot ‘adviseren’ en ‘co-produceren’.
Bieden van ondersteuning aan (georganiseerde) burgers en bedrijven
Optie 5: Nadruk op het bieden van ondersteuning aan (georganiseerde) burgers en bedrijven
- De (maatschappelijke) doelstellingen van andere organisaties staan voorop.
- De eigen organisatie richt zich vooral op het aanjagen van samenwerking en het faciliteren van co-creatie processen; Externe partijen (overheden, burgers, marktpartijen) zijn relatief autonome organisaties en dragen veel eigen verantwoordelijkheid.
- De eigen organisatie heeft een ondersteunende rol en laat de (inhoudelijk) besluitvorming over het beleid over aan de betrokkenen.
- Kaders en richtlijnen voor samenwerking en participatie worden (lokaal) opgesteld in samenwerking met betrokken partijen.
Burgerparticipatie bij ontwerp Gracht van de Toekomst, Koppelkansen Amsterdam
Burgerparticipatie kan helpen om innovatie beter aan te laten sluiten bij de wensen en behoeften van bewoners, maar het kan ook een manier zijn a) om de creativiteit en kennis van bewoners te benutten, en b) om experts te laten reflecteren op de specifieke wijze waarop de werkelijkheid wordt benaderd. Dit is onder andere de inzet bij het participatie-traject dat Koppelkansen in het voorjaar van 2019 heeft geïnitieerd in De 9 Straatjes in de binnenstad Amsterdam. Onder de noemer ‘Gracht van de Toekomst’ zijn bewoners en ondernemers uit het gebied uitgenodigd voor een drietal participatie-sessies. Uitgangspunt daarvan is het (stapsgewijs) maken van een toekomstbestendig ruimtelijk ontwerp voor de 9 Straatjes, waarin niet alleen de diverse infrastructurele opgaven in het gebied, maar ook de (meer integrale) ideeën, ervaringen en plannen van lokale bewoners en ondernemers worden meegenomen.
De eerste participatie-sessie was gericht op het in beeld brengen van de kernwaarden van het gebied. Als startpunt voor de sessie was bewoners en aanwezige experts gevraagd foto’s mee te nemen van waardevolle plekken en knelpunten in het gebied. Dit bood de deelnemers niet alleen de gelegenheid zichzelf voor te stellen, maar was ook gelijk een opstap naar het tweede deel van de bijeenkomst, waarin deelnemers met behulp van drie plattegronden de ‘waardevolle aspecten’, ‘uitdagingen’ en ‘kansen’ in de 9 Straatjes identificeerden. Uit de opbrengsten zijn, na afloop, een drietal kernwaarden gedestilleerd die dienen als uitgangspunten voor het ontwerp van de ‘Gracht van de Toekomst’:
- Esthetische ensembles van grachten, kades, groen en panden met historische waarde.
- Toegankelijk en divers woon- en werkgebied met een gezellige drukte.
- Ruimte voor ontmoeting, leidend tot sociale cohesie, eigenaarschap en zorg voor het gebied.
Voor de tweede participatie-sessie waren diverse thematisch experts gevraagd om de verschillende opgaven in het gebied toe te lichten: afval, mobiliteit, groen, klimaat, riolering en energie. De uitdaging voor de bewoners was om op basis van deze opgaven en de kernwaarden uit de eerste sessie een schetsontwerp van de gracht van de toekomst te maken. Mede door het beperkte aantal bewoners en het uitlopen van het eerste deel van de sessie lukte het niet om volledig invulling te geven aan deze ambitie. Wel kwam er een eerste uitwisseling van plannen en ideeën op gang tussen experts die elkaar niet eerder hadden ontmoet. Deze (onverwachte) bijvangst biedt aanknopingspunten voor het vervolg van het traject waarin verschillende scenario’s voor het realiseren van koppelkansen in de 9 straatjes nader worden uitgewerkt.
Gedurende de bijeenkomsten werd duidelijk dat bewoners uit de 9 Straatjes in de afgelopen jaren al in meerdere participatie-trajecten hadden deelgenomen. Een aantal thema’s uit het Koppelkansen Traject was daarin ook aan bod gekomen (o.a. afval, mobiliteit). Deze trajecten hadden echter niet in alle gevallen tot concrete en bevredigende resultaten geleid. Dit had ten minste twee gevolgen. Ten eerste had het vertrouwen van bewoners een deuk opgelopen, wat een verklaring kan zijn voor de lage opkomst. Ten tweede, omdat het Koppelkansen projectteam niet op de hoogte was van de resultaten van eerdere sessies, was het voor sommige deelnemers een herhaling van zetten. Naar aanleiding van deze constatering heeft het projectteam besloten eerst meer tijd te nemen om de dynamiek en de opgaven in het gebied scherper in beeld te krijgen, alvorens samen met bewoners verder te werken aan het ontwerp van de ‘Gracht van de Toekomst’.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Het is belangrijk om vooraf zicht te hebben op de participatie-geschiedenis in een buurt. Dit bepaalt in hoge mate wat mogelijk en waardevol is: Wat zijn de ervaringen? Wat zijn de uitkomsten? En hoe kunnen deze van invloed zijn op de opkomst van deelnemers, en het vertrouwen in een goede afloop?
- Het is belangrijk om van tevoren goed na te denken over de verhouding en de rolverdeling tussen bewoners en experts: Welke experts doen mee? Hoeveel experts zijn aanwezig en hoe verhoudt zich dit tot het aantal bewoners? En welke input geven experts aan de deelnemers en op welk moment? Om het proces niet teveel te sturen is het bijvoorbeeld een mogelijkheid om experts de instructie te geven alleen feitelijke informatie te geven wanneer bewoners daarom vragen, en zich zoveel mogelijk te onthouden van meningen.
- Het gebruik van visuele tools zoals foto’s en kaartmateriaal kan helpen als gezamenlijk richtpunt in de discussie en als middel om de opgaven, kansen en knelpunten in het gebied concreet te maken: Welke (visuele) tools passen bij de opgaven? Hoe kunnen deze het beste worden ingezet in concrete werkvormen? Het uitwerken van goede participatieve werkvormen is een kunst op zich en vereist voldoende voorbereidingstijd.
- Het verloop en de uitkomsten van bijeenkomsten zijn, ondanks goed doordachte werkvormen, niet altijd goed te voorzien. Het is raadzaam om dit onverwachte wendingen niet te laten liggen, maar actief te anticiperen en/of te reageren: Hoe ga je om met uitkomsten die het proces negatief kunnen beïnvloeden? En hoe kun je onverwacht positieve uitkomsten aangrijpen in het verdere verloop?
Betrokkenheid van overheden, burgers, bedrijven en kennisinstellingen in Brainport Smart District
Het initiatief voor de ontwikkeling van de Helmondse wijk Brandevoort ligt bij Stichting Brainport Smart district. Deze stichting is opgericht door de Technische Universiteit Eindhoven, Tilburg University, Brainport Development, Gemeente Eindhoven, Gemeente Helmond en Provincie Noord-Brabant.
Stichting Brainport Smart District heeft in haar visie opgenomen dat bij de ontwikkeling van het gebied samen zal worden gewerkt in een quadrupel helix (burgers, overheden, kennisinstellingen, bedrijven). “De Stichting focust zich op de randvoorwaarden (stedenbouwkundige onderlegger, groen-blauwe structuur, smart grid en data-infrastructuur) en het maatschappelijk veld (bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners) geeft binnen deze randvoorwaarden invulling aan het project. Hiertoe wordt halfjaarlijks een Business Challenge uitgeschreven, waarbij bedrijven worden gevraagd om projecten in te dienen.”
Bewoners zijn in deze visie onderdeel van “een nieuwe vorm van inclusieve samenleving, waarin zij zelf een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van hun eigen leefomgeving”. In de ontwerpprincipes staat ook duidelijk dat er sprake is van een cocreatieproces tussen bewoners, professionals en stakeholders. Dat cocreatieproces moet in samenhang zijn met de vrijheid om initiatieven, pilots en experimenten op kwalitatieve en adaptieve wijze te kunnen inbedden in de wijk. Dit heeft tot doel om de wijk aanpasbaar te maken aan toekomstige omstandigheden.
In de visie wordt ook herhaaldelijk gewezen op de rol en verantwoordelijkheid van burgers, bijvoorbeeld in het bevorderen van de kwaliteit van leven in de wijk, het beheren van data en het delen van de daaraan gelieerde inkomsten. Er wordt ook van burgers verwacht dat ze elkaar helpen bij het realiseren van een gezonde wijk. Een sterke sociale basis moet dienen als preventie in een nieuw en duurzaam gezondheidszorgsysteem. Ten slotte wordt samen met de inwoners alternatieven ontwikkeld voor persoonlijk gemotoriseerd vervoer en goederenbezorging.
De ontwerpfase van de ‘watermachine’ van Brainport Smart District is uitgevoerd door de vijf waterketenpartners (Provincie Brabant, Waterschap Aa en Maas, Waterschap De Dommel, Gemeente Helmond en Brabant Water), een vertegenwoordiging van bewoners, een onderzoeksinstituut (KWR) en de Stichting BSD. Van de quadrupel helix ontbreekt in het kernteam alleen het bedrijfsleven. Ook in de visie voor de ontwikkeling van het watersysteem (waterketen + watersysteem), staat de mensen centraal: “samen leven met water”. De ontwerpers willen diversiteit en keuzevrijheid creëren voor de bewoners: “geen eenheidsworst”. Echter, er moet wel een goede balans zijn tussen keuzevrijheid en gemak/ontzorging. Die balans pakt voor verschillende bewonersgroepen anders uit. De ontwerpers hebben verschillende smaken ontwikkeld, waaruit bewonersgroepen dan kunnen kiezen.
In het uiteindelijke ontwerp is dat vertaald in een baseline en een plusoptie. Die verschillen van elkaar in de mate van ambitie op de centrale doelstelling van het watersysteem, zoals duurzaamheid, besparing en hergebruik. Deze twee varianten zijn vertaald in meetbare targets, waaraan toekomstige ontwikkelingen moeten voldoen. Een menukaart geeft bewoners en ontwikkelaars verschillende opties om doormiddel van maatregelen en technieken aan die targets te voldoen. Twee voorbeeldscenario’s laten zien met welke combinatie van maatregelen en technieken de targets behaald kunnen worden, maar het staat toekomstige bewoners vrij daarvan af te wijken, mits de targets behaald worden.
De Stichting BSD heeft het concept van een ‘Business Challenge’ verder uitgewerkt en een prominente plek gegeven in de werkwijze van BSD. Projecten voor het living lab zullen aan de stichting BSD worden voorgesteld door quadrupel-helix consortia: een combinatie van bedrijven, overheidsorganisaties, projectontwikkelaars, bewoners en kennisinstellingen. Deze consortia zijn vrij om te kiezen of ze een oplossing op wijkniveau willen zoeken, samen met andere projecten, op buurtschap-niveau (40-60 huizen), of zelfs op perceelniveau. De projectvoorstellen worden vervolgens door een selectiecommissie c.q. Comité van Aanbeveling (Quality Team) namens de Stichting BSD beoordeeld. Daarnaast is het ‘Project Paspoort’ concept uitgewerkt. Het plangebied wordt in verschillende fases vrijgegeven, ieder met een eigen paspoort waarin de belangrijkste kenmerken, targets en innovaties vermeld worden.
Betrokkenheid van overheden, burgers, bedrijven en kennisinstellingen in SUPERLOCAL
Overheden
SUPERLOCAL is in eerste instantie een open netwerkarrangement, waarin de gemeente en de woningcorporatie met een zeer divers pallet aan organisaties samenwerken (meer dan 12 instanties). De hoofdvisie en overkoepelende coördinatie zorgen ervoor dat het open netwerkarrangement in staat is geweest om meerdere financieringsvormen te realiseren in de afgelopen jaren. Maar in de praktijk is er sprake van een twee tot drietal meer selectieve netwerkarrangementen (zoals voor het watersysteem) binnen het open netwerkarrangement. Door de jaren heen zijn (semi-)overheidsorganen intensief gaan samenwerken in de vorm van een selectief netwerkarrangement op het gebied van het watersysteem. Het betreft hier het drinkwaterbedrijf, afvalwaterbedrijf, gemeente en woningcorporatie.
Er is wel afstemming en coördinatie tussen de verschillende selectief netwerken maar echt sprake van kruisbestuiving, kennisuitwisseling of slimme koppelingen zijn niet of nauwelijks gemaakt. Deze zijn wel degelijk besproken (zoals het hergebruik van oude materialen uit flats voor de afwatering, buffering van regenwater etc.) maar zijn vooralsnog beperkt concreet geworden. De afstand binnen dit open netwerk bleek nog te groot om tot concrete koppelingen te komen tussen de selectief netwerkarrangementen. Binnen de hechte samenwerking aan watersysteem is er wel veelvuldig gebruik gemaakt van kennis van buitenaf. Dit door de samenwerking op te zoeken met kennisinstellingen, adviesbureaus en bedrijven.
Burgers
Burgers hebben op verschillende wijze een rol binnen SUPERLOCAL:
- In het ontwerp is er door de woningcorporatie en de gemeente vanuit het perspectief van burgers gedacht. Deze organisaties hebben veel meer praktische ervaring met bewoners dan drinkwater- en afvalwaterbedrijven. Er zijn dan ook bewonersconsulenten en wijkvertegenwoordigers geraadpleegd. Daarnaast zijn meerdere voorbeeldprojecten bezocht waarbij ook bewoners zijn bevraagd door de directe betrokkenen van het project SUPERLOCAL waterkringloop.
- Sinds het begin van het project is er een klankbordgroep van omwonenden actief. Zij kunnen gevraagd en ongevraagd feedback en advies geven over de gang van zaken van het project. Momenteel wordt deze klankbordgroep uitgebreid met toekomstige bewoners. Zij zullen mede bepalen hoe de publieke ruimtes eruit komen te zien en hoe de communicatie met eindgebruikers zal verlopen.
- Bewoners komen te wonen in een woning waar niet-conventionele systemen aanwezig zijn die in sommige gevallen ook specifiek gedrag wensen voor het goed functioneren. Dat wil zeggen dat de verhouding van de eindgebruiker met het toilet, de douche, voedselrestenvermaler en de wasmachine mogelijk veranderen. Dit geeft de bewoner een andere rol binnen ons watersysteem waarin hij of zij mogelijk meer betrokken en bewust is over het functioneren van het systeem.
- Een aantal toekomstig bewoners zal ‘duurzaamheidsambassadeur’ worden. Dat wil zeggen dat zij een specifieke rol in het beheer, onderhoud en communicatie naar andere bewoners krijgen. Deze actievere rol zorgt voor meer betrokkenheid bij het watersysteem. Een aantal taken die drinkwaterbedrijven, afvalwaterbedrijven, een woningcorporatie en een gemeente normaliter hebben worden op deze wijze bij bewoners gelegd. Dit in de veronderstelling dat zij in staat zijn om deze diensten (effectiever) te kunnen leveren terwijl de betrokkenheid verhoogd wordt.
Bedrijven
In het daadwerkelijke ontwerp van de verschillende installaties worden de gekozen bedrijven gevraagd om samen met de (semi-)overheidsorganisaties te ontwerpen en te innoveren. Dat wil zeggen dat op voorhand bijvoorbeeld niet duidelijk is welke zuiveringstechnieken gekozen zullen worden. De bedrijven en adviesbureaus hebben op verschillende momenten in de tijd dan ook een cruciale rol in het project omdat het voor de betrokken partijen nieuw is en veel kennis nog ontbreekt.
Kennisinstellingen
Verschillende kennisinstellingen zijn verbonden aan het project en hebben vertolken verschillende rollen: (1) kennis verzamelend en -halend; (2) kennisproductie en vertaling naar opschaling; (3) kennisinbreng met als doel het beïnvloeden van het technische en sociale ontwerp. De betrokken instanties zijn o.a.. Hogeschool Zuyd, Maastricht University en KWR.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Het kost tijd (jaren) om binnen een netwerkarrangement (met diverse partijen) elkaars taal, belangen en organisatieculturen te leren begrijpen. Door een intensieve en langdurige samenwerking door dezelfde groep van professionele individuen, ontstaat er een team dat elkaars belangen begrijpt en kan verdedigen. Men helpt elkaar dan ook om anderen binnen de organisaties gezamenlijk te overtuigen van het vernieuwende toekomstbeeld. Geef elkaar de tijd om elkaar te leren kennen en weet dat dit met frictie gepaard zal gaan.
- Een netwerkarrangement (met meerdere partijen) is in staat om momentum op te bouwen waardoor financiering is aan te haken en een ‘ik wil niet buiten de boot vallen’ gevoel kan ontstaan waar betrokken individuen op in kunnen spelen en strategisch gebruik van kunnen maken. Het gebeurt niet dagelijks dat verschillende organisaties op strategisch en tactisch niveau op een constructieve wijze met elkaar om tafel zitten om uiteindelijk tot operationele acties over te gaan.
- Eindgebruikers zijn divers en voor waterorganisaties nog relatief een black-box. Organisaties (en individuen) die dichter bij eindgebruikers staan en meer ervaring hebben zoals Gemeenten en woningcorporaties kunnen waterorganisatie veel inzichten verschaffen. De verschillende partijen kunnen dan ook vooral veel van elkaar leren.
- De samenwerking tussen kennisinstellingen en overheden dient gecoördineerd te worden om te zorgen dat kennis nuttig ingezet kan worden. Boundary workers en/of andere organisaties/individuen spelen hierbij een essentiële rol aangezien kennisinstellingen en (semi-)overheden een andere taal spreken.
Verdeling van taken & verantwoordelijkheden
Vooral eigen kerntaken & verantwoordelijkheden
Optie 1: Vooral eigen kerntaken & verantwoordelijkheden
- De focus van de organisatie ligt op het uitvoeren van de eigen kerntaken.
- De organisatie neemt verantwoordelijkheid voor de eigen kerntaken en deelt die verantwoordelijkheid bij voorkeur niet met andere partijen.
- De organisatie neemt geen verantwoordelijkheid voor zaken die niet tot de eigen kerntaken behoren, zoals de taken van andere organisaties of bredere maatschappelijke vraagstukken.
Taken & verantwoordelijkheden delen met enkele vertrouwde partners
Optie 2: Taken & verantwoordelijkheden delen met enkele vertrouwde partners
- De organisatie beperkt zich niet tot haar kerntaken, maar deelt taken en verantwoordelijkheden met een selecte groep partners om maatschappelijke meerwaarde te realiseren.
- Iedere organisatie blijft verantwoordelijk voor de eigen kerntaken, maar er wordt actief gekeken waar synergie te behalen is of koppelingen kunnen worden gemaakt.
Taken & verantwoordelijkheden delen met diverse partners
Optie 3: Taken & verantwoordelijkheden delen met diverse partners
- Organisatie nemen verantwoordelijkheid voor zowel maatschappelijke opgaven staan als sectorale doelstellingen.
- Er is geen vaste verdeling van taken en verantwoordelijkheden, maar deze worden in co-creatieprocessen bepaald en verdeeld (co-productie)
- Co-creatie tussen actoren en beleidsvelden is de norm. Niet alleen in de ontwerpfase, maar ook in de realisatiefase, en de beheerfase.
Taken en verantwoordelijkheden beleggen in nieuw organisatieverband
Optie 4: Taken en verantwoordelijkheden beleggen in een gezamenlijke participatie
- Maatschappelijke opgaven staan boven sectorale doelstellingen.
- Organisaties richten gezamenlijk een nieuwe organisatie op die de verantwoordelijkheid neemt voor de gedeelde taken in een bepaald gebied (bijvoorbeeld een multi-utility).
Taken & verantwoordelijkheden bij partners neerleggen
Optie 5: Taken & verantwoordelijkheden bij partners neerleggen
- De (maatschappelijke) doelstellingen van andere organisaties staan voorop.
- De eigen organisatie richt zich vooral op het aanjagen van samenwerking en het faciliteren van co-creatie processen; Externe partijen (overheden, burgers, marktpartijen) zijn relatief autonome organisaties en dragen veel eigen verantwoordelijkheid.
Op zoek naar nieuwe spelregels voor samenwerking, Koppelkansen Amsterdam
Eind 19e eeuw, begin 20ste eeuw stond Nederland voor de opgave om het voortschrijdende proces van industrialisatie en verstedelijking in goede banen te leiden. Om aan nieuwe hygiënische eisen omtrent lucht, licht, ruimte en sanitatie te voldoen werden er diverse nutsdiensten opgericht. Functies als watervoorziening, energievoorziening en inzameling van afvalwater (riolering) werden ondergebracht in zelfstandige diensten met elk een eigen takenpakket en een eigen verantwoordelijkheid. Sindsdien is er altijd een bepaalde mate van samenwerking geweest, maar de eigen opgaven stonden voorop. Als gevolg van ontwikkelingen zoals privatisering, internationalisering en de opkomst van decentrale technologie is het karakter van de samenwerking de afgelopen decennia sterk veranderd. Toch zijn sectoraal gedefinieerde taken en verantwoordelijkheden nog steeds leidend.
In Amsterdam is de samenwerking tussen nutsbedrijven en gemeentelijke diensten belegd in het Coordinatiestelsel Werken aan de Weg. Het Coordinatiestelsel is al in 1924 in het leven geroepen om de samenwerking bij wegwerkzaamheden te verbeteren. Tegenwoordig is het Coordinatiestelsel een breed partnerschap van organisaties die projecten in de openbare ruimte uitvoeren. Primair doel van het partnerschap is het beperken van de hinder en kosten van de uitvoering van projecten. Dit gebeurt o.a. door het combineren van werkzaamheden (ook wel: ‘werk met werk’ maken).
Nu de stedelijke ondergrond steeds voller wordt en zich grote infrastructurele opgaven aandienen, zijn er goede redenen om de bestaande taakverdeling en samenwerking opnieuw tegen het licht te houden. Grote vervangingsopgaven (bijv. riool, gas) en complexe duurzaamheidsopgaven (energietransitie, klimaatbestendigheid, circulaire economie) vragen om meer dan alleen afstemming van werkzaamheden. Vanuit die constatering heeft Koppelkansen leden van het Planvormingsoverleg (onderdeel van het Coordinatiestelsel) uitgenodigd om samen na te denken over de problematiek en te werken aan nieuwe oplossingen.
In maart 2019 was er een eerste presentatie van het Koppelkansen Traject. Na uitgebreid onderzoek omtrent de kansen en knelpunten voor het realiseren van Koppelkansen in casusgebied Amstelstad volgde in november een eerste co-creatie sessie. Daarin stonden twee vraagstukken centraal. Ten eerste, hoe kunnen de verschillende opgaven in Amstelstad slim gecombineerd worden in het ontwerp van een integraal straatprofiel voor de S1.11 – een infrastructurele backbone in het gebied? En, ten tweede, wat hebben betrokken partijen nodig om meer proactief (samen) te acteren in een context waarin nog veel onzeker is, zowel wat betreft de warmtevoorziening als wat betreft de precieze ontwikkeling van het gebied? Is het bijvoorbeeld ook mogelijk om aan de slag te gaan op basis van warmtescenario’s i.p.v. concrete plannen of klantvragen?
De co-creatie sessie, en het onderzoek vooraf, maakten duidelijk dat het een complex probleem betreft dat bestaat uit verschillende facetten die sterk met elkaar verweven zijn. Zo is de doorgaans wat afwachtende en risicomijdende houding van nutspartijen niet alleen een kwestie van bedrijfscultuur, maar ook ingegeven door de inrichting van het gemeentelijke Coordinatiestelsel (bijv. het individuele project geldt als vertrekpunt) en landelijke wetgeving (bijv. omtrent de sectoraal gedefinieerde doelmatigheid van investeringen). Tegelijkertijd ontstond er gedurende de co-creatie sessie een voorzichtige openheid om anders te gaan denken en zaken anders in te richten.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Governance vraagstukken staan niet los van technische en inhoudelijk vraagstukken, ook al worden ze vaak door afzonderlijke diensten en/of werknemers behandeld. In de transitie literatuur gaat het ook vaak over ‘sociaal-technische systemen’. Deze vragen om een samenhangende benadering. Hoe kun je mensen vanuit beide invalshoeken aan tafel te krijgen en samen te laten werken aan een vraagstuk wat voor beiden relevant is? In Amstelstad is de uitdaging om het ontwerp van een integraal straatprofiel te verbinden met governance vraagstukken omtrent financiële incentives, organisatiestructuren en wet- en regelgeving.
- Bij de nutsbedrijven in het Koppelkansen Traject is er een sterke vraag naar duidelijkheid en regie van de gemeente. Dit vertaalt zich veelal in de concrete behoefte aan een ‘Masterplan’ voor de ondergrond. Maar is dit wel de beste oplossing voor het complexe probleem wat Koppelkansen aankaart? Het is immers niet altijd mogelijk of wenselijk om duidelijkheid te hebben over de toekomst. Het verder doorgronden van het probleem en de behoeften van stakeholders kan andere oplossingen in beeld brengen.
- Een afwachtende en risico-mijdende houding is niet zomaar weg te nemen. Bovendien zijn er goede redenen om als nutsbedrijf op die manier te werk te gaan. De kunst is om het belang en de complexiteit van een dergelijke houding adequaat in te schatten, om van daaruit naar ruimte te zoeken voor verandering: hoe doe je dat? In Koppelkansen heeft het geholpen om eerst alle betrokken stakeholders goed te bevragen in een interviewronde, om vervolgens met zo concreet mogelijke vraagstukken aan de slag te gaan in een co-creatie sessie.
- Samenwerking is iets waar mensen zelden (expliciet) op tegen zijn. Het kan echter ook een holle frase zijn. De grote vraag is: hoe dan? Dat is vaak niet evident. In het Koppelkansen Traject wordt gezocht naar nieuwe, gebieds-specifieke samenwerkingsvormen tussen gemeente en nutsbedrijven. De lessen uit co-creatie sessies voor aanvang van het traject – zie Sessie Amstelstad, Sessie Havenstad en Sessie 9 Straatjes – kunnen aanknopingspunten bieden voor het opstellen van spelregels en principes voor samenwerking.
Samen de watermachine ontwerpen, Brainport Smart District
In het gebied waar Brainport Smart District wordt ontwikkeld, is een aantal organisaties actief dat zich in brede zin met water bezighoudt. De Gemeente Helmond is verantwoordelijk voor de inzameling van afvalwater door middel van een rioleringsstelsel. Het afvalwater uit dat gebied wordt gezuiverd in de RWZI van Aarle-Rixtel, onder verantwoordelijkheid van Waterschap Aa en Maas. Het Waterschap Aa en Maas en Waterschap De Dommel zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het watersysteem (BSD ligt net op de grens van beide waterschappen). Het drinkwater wordt geleverd door Brabant Water en de Provincie Noord Brabant is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. Dit is grofweg de verdeling van verantwoordelijkheden in de huidige situatie. Bij de ontwikkeling van een wijk heeft (in de huidige situatie) de Gemeente Helmond de leiding. De waterschappen zijn meestal slechts zijdelings betrokken en Brabant Water inventariseert het aantal benodigde aansluitingen en legt een distributienet aan.
Bij de ontwikkeling van Brainport Smart District is in de ontwerpfase voor een beduidend andere aanpak gekozen. De beide waterschappen, provincie, gemeente en drinkwaterbedrijf, burgers en onderzoeksinstituut leveren gezamenlijk input voor de stedenbouwkundige onderlegger, de gebiedspaspoorten en het kwaliteitsboek. Vooraf hebben de directeuren van de betrokken partijen (exclusief burgers) een Memorandum of Understanding (MoU) getekend, waarin afspraken zijn vastgelegd over het beschikbaar stellen van tijd en (financiële) middelen door de verschillende organisaties. Dit gaf ruimte voor de betrokken medewerkers om tijd te steken in het ontwerp.
Het co-creatieproces is vormgegeven met behulp van de RIO-methode. RIO staat voor Reflexief Interactief Ontwerp. Dit is dezelfde methode dit ook in de Amsterdamse casus gevolgd is. Het meeste werk werd gedaan in drie (later vier) projectteams die wekelijks bij elkaar kwamen:
- Circulaire Waterketen
- Klimaatbestendigheid, Hittestress en Waterberging
- Waterparagraaf & Paspoorten
Later is daar nog projectteam Data aan toegevoegd. In maandelijkse plenaire bijeenkomsten werd de voortgang gedeeld en besproken en werden desgewenst nieuwe opdrachten aan de ontwerpteams gegeven. Er was in deze samenwerking niet zozeer sprake van een taakverdeling tussen de verschillende organisaties. Alle organisaties waren in alle projectteams vertegenwoordigd. Wel was een jurist van de Gemeente Helmond leidend in het 3e projectteam, vanwege de specifieke juridische kennis rond de waterparagraaf, het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige onderlegger.
Deze verdeling van taken en verantwoordelijkheden is specifiek ingericht voor de ontwerpfases die in 2019 heeft plaatsgevonden. Vanaf 2020 wordt er gewerkt aan de technische realisatie en de beheerfase. Dit betekent dat er geleidelijk aan afspraken moeten worden gemaakt over de rolverdeling op de lange termijn. Dit is een wezenlijk andere vraag dan de rolverdeling in de ontwerpfase en zal ook de betrokkenheid van andere partijen (zoals projectontwikkelaars en infrabouwers en –beheerders) noodzakelijk maken. De meest zwaarwegende vraag daarin is wie uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor het beheer van de systemen krijgt (en daar ook de baten van ontvangt).
Integrale waterketen in techniek, maar governance blijft lastig bij SUPERLOCA
SUPERLOCAL wordt benaderd vanuit een speciaal ontwikkelde procesdriehoek. Het proces kent verschillende fasen en loopt van "Initiatief" tot "Filosofie". Binnen de looptijd van het project zijn vier fasen uitgezet: Indexatie, Spel, Planning en Creatie, waarbij het concept van circulariteit centraal staat. De fasen zijn in drie pijlers met elkaar verbonden: Initiatief, Besluit en Voltooiing. Initiatief verwijst naar het initiatief van HEEMwonen en de Gemeente Kerkrade om het projectgebied aan te pakken. Met Besluit wordt toegewerkt naar een definitieve keuze, zoals het aantal woningen dat gebouwd gaat worden en wat het gaat kosten (2018-2019). De oplevering verwijst naar het eindresultaat: een hoogwaardige wijk in Bleijerheide.
Initiatief
Het SUPERLOCAL project is rond 2014 geïnitieerd door woningcorporatie HEEMwonen samen met de gemeente Kerkrade. Zij hebben zich aangesloten bij IBA Parkstad en hebben dit project bedacht als voorbeeld voor het medeontwerpen van oplossingen voor bevolkingskrimp en circulaire economie. In deze fase hebben ook het afvalwaterbedrijf WBL en drinkwaterbedrijf WML zich bij het project aangesloten.
Indexatie
In 2016 is de indexatiefase voor het watersysteem begonnen. De informatie van de lokale site met betrekking tot het water was beperkt. Daarom hebben belanghebbenden van de verschillende organisaties input gegeven op basis van eerdere ervaringen. De Wijk van Morgen (wijk van de toekomst) was een voorbeeldgeval in Kerkrade waarin het nulwaterconcept door WBL werd ontwikkeld. Dit concept was het uitgangspunt voor de ontwikkeling van de waterkringloop. Er werd een tweedaags ‘pressure cooker event’ georganiseerd om ideeën te genereren. Deelnemers van drinkwaterbedrijven, regionale waterschappen, architecten, ingenieurs, adviseurs en wetenschappers dachten na over concepten voor een circulaire waterketen.
Play
Tijdens de speelfase zijn verschillende innovatieve concepten ontwikkeld en getest. Een voorbeeld van de speelfase is het Expopaviljoen, en in een later stadium de experimentele woningen. In deze fase stond reflexief leren centraal om voort te bouwen op de ervaringen van elke speelronde. Voor de watercyclus bestond deze fase uit een co-ontwerpproces waarbij een werkgroep van de vier organisaties in samenwerking met Tauw het concept verder ontwikkelde.
Besluit
Op basis van de opgedane ervaringen, de gedetailleerde concepten en de financiering uit twee Europese Subsidieprogramma’s zijn in 2018 alle organisaties het eens geworden over de daadwerkelijke realisatie van de projecten SUPERLOCAL.
Planning
Een geïntegreerd circulair project voor sociale woningbouw is een complexe planningsinspanning. De Gemeente Kerkrade is verantwoordelijk voor de planning van de UIA-activiteiten, WML voor de planning van de LIFE-activiteiten en HEEMwonen voor de planning van het vastgoed.
Samenwerken aan het waterconcept
De samenwerking bestond in eerste instantie uit een werkgroep van zes mensen van de vier organisaties die iedere twee weken bij elkaar kwamen en verder werkten aan het waterconcept, het verkrijgen van subsidies en het vergroten van intern draagvlak. Dit heeft ongeveer twee jaar geduurd waarna er voldoende draagvlak en subsidies waren om concrete projecten te starten. Van belang bij deze samenwerking was het leren kennen van elkaars perspectief en het benutten van externe expertise. Dit zowel op het inhoudelijke vlak als op het procesmatige subsidievlak.
Alle betrokken organisaties willen ervaring opdoen met de verschillende technieken en betrokkenheid van bewoners. Echter, hoe de governance van een dergelijk nieuw watersysteem eruit ziet is nog niet bepaald. Er is voor nu aangenomen dat het om een pilot gaat en de huidige verdeling van taken en verantwoordelijkheden wordt gehandhaafd. Dit kan voor de ene partij duurder worden (niet doelmatig) en voor de andere partij goedkoper. Het herverdelen van de kosten en baten was bij de realisatie van dit project nog een stap te ver. Dit zal wel een onderdeel worden in de verdere uitwerking van het project, met het oog op opschaling.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Dat het governance-systeem maar beperkt is aangepast terwijl de techniek en sociale systeem drastisch is veranderd in SUPERLOCAL, geeft aan dat veranderingen in (kleine) stapjes gaan. Voor de partners betrokken bij SUPERLOCAL zijn dit noodzakelijke stappen om op een later tijdstip governance-vraagstukken te beantwoorden. Let wel dat betrokkenen van innovatieve projecten veranderingen vaak te traag vinden gaan, terwijl anderen de verandering die in een dergelijk project gerealiseerd is al zeer vooruitstrevend vinden. De les is om te zorgen dat je mensen (binnen en buiten je organisatie) mee krijgt en dat wil per definitie betekenen dat verandering minder snel gaat dan de voorloper zou wensen.
- Middels de klassieke route taken verdelen is een manier om huidige barrières te slechten. Dit kan ook door uitzonderingssituaties te creëren (geen of andere spelregels) of door nieuwe innovatieve afspraken. Uiteindelijk is het van belang om niches te creëren voor vernieuwing en innovatie. Sommige vraagstukken die nog niet zijn uitontwikkeld voor de realisatie kunnen een plaats krijgen binnen het project. De volgordelijkheid kan bij een dergelijk transitie-experiment anders zijn dan normaal.
- Verschillende mensen in verschillende fases van creatief, strategisch, beleid naar operationeel kan zorgen voor fricties.
Verdeling van kosten, baten & risico’s
Kosten, baten en risico’s vooral zelf dragen
Optie 1: Kosten, baten en risico’s vooral zelf dragen
- Kosten en baten worden verdeeld volgens bestaande financieringsmechanismen.
- Organisaties accepteren geen nieuwe risico’s bij de uitvoering van hun wettelijke taken.
Kosten, baten en risico’s delen in beperkte kring, incidenteel of meer structureel
Optie 2: Kosten, baten en risico’s delen in beperkte kring, incidenteel of meer structureel
- Innovatie concepten worden overwogen zolang de kosten niet te hoog zijn en niet leiden tot extra risico’s voor de naleving van wettelijke taken.
- Bestaande financieringsmechanismes voor de kerntaken. Extra activiteiten via andere financieringsvormen met een vaste groep partners.
Kosten, baten, risico’s delen met diverse (lokale) partners
Optie 3: Kosten, baten, risico’s delen met diverse (lokale) partners
- De focus ligt op het geheel van maatschappelijke kosten en baten dat gecreëerd wordt, waarbij het maken van extra kosten voor het creëren van maatschappelijke baten is gelegitimeerd.
- Verevening van kosten en baten mogelijke via financieringsconstructies (bijv. obligaties).
- Risico’s worden gezamenlijk gedragen door de samenwerkende partijen.
Kosten, baten en risico’s beleggen in nieuwe organisatieverband
Optie 4: Kosten, baten en risico’s onderbrengen in gezamenlijke organisatie
- Samenwerkende partijen richten een nieuwe organisatie op, die de kosten en baten en risico’s van de samenwerking draagt.
- Integraal financieringsmechanisme voor circulaire initiatieven ter vervanging van de bestaande financieringsstructuur.
Kosten en baten vooral voor andere partijen, risico’s uitbesteden
Optie 5: Kosten en baten vooral voor andere partijen, risico’s uitbesteden
- Kosten, baten en risico’s zijn voor de lokale partijen. Bestaande organisaties treden met name faciliterend op.
Het creëren van een gezamenlijke portemonnee, Koppelkansen Amsterdam
Het initiatief voor de ontwikkeling van de Helmondse wijk Brandevoort ligt bij Stichting Brainport Smart district. Deze stichting is opgericht door de Technische Universiteit Eindhoven, Tilburg University, Brainport Development, Gemeente Eindhoven, Gemeente Helmond en Provincie Noord-Brabant.
Stichting Brainport Smart District heeft in haar visie opgenomen dat bij de ontwikkeling van het gebied samen zal worden gewerkt in een quadrupel helix (burgers, overheden, kennisinstellingen, bedrijven). “De Stichting focust zich op de randvoorwaarden (stedenbouwkundige onderlegger, groen-blauwe structuur, smart grid en data-infrastructuur) en het maatschappelijk veld (bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners) geeft binnen deze randvoorwaarden invulling aan het project. Hiertoe wordt halfjaarlijks een Business Challenge uitgeschreven, waarbij bedrijven worden gevraagd om projecten in te dienen.”
Bewoners zijn in deze visie onderdeel van “een nieuwe vorm van inclusieve samenleving, waarin zij zelf een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van hun eigen leefomgeving”. In de ontwerpprincipes staat ook duidelijk dat er sprake is van een cocreatieproces tussen bewoners, professionals en stakeholders. Dat cocreatieproces moet in samenhang zijn met de vrijheid om initiatieven, pilots en experimenten op kwalitatieve en adaptieve wijze te kunnen inbedden in de wijk. Dit heeft tot doel om de wijk aanpasbaar te maken aan toekomstige omstandigheden.
In de visie wordt ook herhaaldelijk gewezen op de rol en verantwoordelijkheid van burgers, bijvoorbeeld in het bevorderen van de kwaliteit van leven in de wijk, het beheren van data en het delen van de daaraan gelieerde inkomsten. Er wordt ook van burgers verwacht dat ze elkaar helpen bij het realiseren van een gezonde wijk. Een sterke sociale basis moet dienen als preventie in een nieuw en duurzaam gezondheidszorgsysteem. Ten slotte wordt samen met de inwoners alternatieven ontwikkeld voor persoonlijk gemotoriseerd vervoer en goederenbezorging.
De ontwerpfase van de ‘watermachine’ van Brainport Smart District is uitgevoerd door de vijf waterketenpartners (Provincie Brabant, Waterschap Aa en Maas, Waterschap De Dommel, Gemeente Helmond en Brabant Water), een vertegenwoordiging van bewoners, een onderzoeksinstituut (KWR) en de Stichting BSD. Van de quadrupel helix ontbreekt in het kernteam alleen het bedrijfsleven. Ook in de visie voor de ontwikkeling van het watersysteem (waterketen + watersysteem), staat de mensen centraal: “samen leven met water”. De ontwerpers willen diversiteit en keuzevrijheid creëren voor de bewoners: “geen eenheidsworst”. Echter, er moet wel een goede balans zijn tussen keuzevrijheid en gemak/ontzorging. Die balans pakt voor verschillende bewonersgroepen anders uit. De ontwerpers hebben verschillende smaken ontwikkeld, waaruit bewonersgroepen dan kunnen kiezen.
In het uiteindelijke ontwerp is dat vertaald in een baseline en een plusoptie. Die verschillen van elkaar in de mate van ambitie op de centrale doelstelling van het watersysteem, zoals duurzaamheid, besparing en hergebruik. Deze twee varianten zijn vertaald in meetbare targets, waaraan toekomstige ontwikkelingen moeten voldoen. Een menukaart geeft bewoners en ontwikkelaars verschillende opties om doormiddel van maatregelen en technieken aan die targets te voldoen. Twee voorbeeldscenario’s laten zien met welke combinatie van maatregelen en technieken de targets behaald kunnen worden, maar het staat toekomstige bewoners vrij daarvan af te wijken, mits de targets behaald worden.
De Stichting BSD heeft het concept van een ‘Business Challenge’ verder uitgewerkt en een prominente plek gegeven in de werkwijze van BSD. Projecten voor het living lab zullen aan de stichting BSD worden voorgesteld door quadrupel-helix consortia: een combinatie van bedrijven, overheidsorganisaties, projectontwikkelaars, bewoners en kennisinstellingen. Deze consortia zijn vrij om te kiezen of ze een oplossing op wijkniveau willen zoeken, samen met andere projecten, op buurtschap-niveau (40-60 huizen), of zelfs op perceelniveau. De projectvoorstellen worden vervolgens door een selectiecommissie c.q. Comité van Aanbeveling (Quality Team) namens de Stichting BSD beoordeeld. Daarnaast is het ‘Project Paspoort’ concept uitgewerkt. Het plangebied wordt in verschillende fases vrijgegeven, ieder met een eigen paspoort waarin de belangrijkste kenmerken, targets en innovaties vermeld worden.
Het creëren van een gezamenlijke portemonnee, Koppelkansen Amsterdam
Een centraal uitgangspunt in het Koppelkansen Traject is dat niet het eigenbelang van individuele organisaties of projecten leidend is, maar de grote maatschappelijke opgaven (klimaatbestendigheid, energietransitie, circulaire economie, etc.). Dit betekent dat betrokken organisaties af en toe bereid zullen moeten zijn om ‘te bloeden voor een ander’ wanneer dat nodig is voor het creëren van maatschappelijke (meer)waarde. Een gezamenlijke businesscase, zo is het idee, zal uiteindelijk in ieders voordeel zijn.
In de praktijk is het leidend maken van een dit principe niet zo eenvoudig. Het denken vanuit de eigen organisatie of het eigen project is sterk verankerd in de institutionele structuur. Dit komt op verschillende manieren tot uiting in het Koppelkansen Traject. Ten eerste is er sprake van sectorspecifieke regelgeving die aanstuurt op kosten-efficiëntie binnen individuele sectoren. Zo ziet de Autoriteit Consument & Markt erop toe dat investeringen van netbeheerder Liander ‘doelmatig’ zijn. Wanneer dit onvoldoende het geval is kan Liander worden gekort op de tarieven die het in rekening mag brengen bij afnemers. Bijgevolg hanteert Liander vaak het ‘Niet-Meer-Dan-Anders’-principe. Dit stelt dat de kosten voor maatwerkoplossingen in redelijke verhouding moeten staan tot de kosten voor een traditionele aanleg. Eventuele meerkosten moeten worden gedragen door andere partijen.
In casusgebied Haven-Stad is een vergelijkbare dynamiek waarneembaar. Gebiedsontwikkeling Haven-Stad is opgesplitst in 12 deelgebieden. Deze hebben elk een eigen scope, eigen budget en een eigen planning. Projecten zijn hierdoor niet snel geneigd bij te dragen aan zaken die buiten deze afbakening vallen, zoals (breder) onderzoek naar de toekomstige ondergrondse infrastructuur in het gebied. Dit onderzoek is echter urgent omdat in 2020 ruimtereserveringen moeten worden gemaakt voor nieuwe ondergrondse infrastructuur, zowel in het Raamwerk Openbare Ruimte Haven-Stad als in de stedenbouwkundige plannen voor deelgebieden. Dit geldt met name voor deelgebieden die grenzen aan de Transformatorweg, een infrastructurele ‘bottleneck’ die bepalend zal zijn wat betreft systeemkeuzes voor Haven-Stad.
Tot slot is er ook in de gemeentelijk organisatie zelf sprake van financiële versnippering. Een aantal jaren geleden, in 2014/2015, is er een reorganisatie ingezet die was gericht op het creëren van een heldere taakverdeling en minder overlap tussen organisatieonderdelen. Verschillende gemeentelijke afdelingen werden ingericht als resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE). Elke RVE werkt met een eigen budget, een eigen administratieve indeling en een eigen wijze van verantwoording. Dit zorgt er o.a. voor dat elke afdeling risico’s op budgetoverschrijding probeert te minimaliseren en afdeling-overstijgende financiële constructies uit de weg gaat.
Er zijn goede redenen aan te dragen voor elk van deze maatregelen. Toch zorgen ze nu voor een versnippering van financiering en opdrachtgeverschap en ze staan een gedeeld probleem-eigenaarschap in de weg. Hierdoor blijven veel koppelkansen onbenut. Als proefballon voor het anders verdelen van kosten, baten er risico’s heeft Koppelkansen de directeuren van betrokken organisaties gevraagd om een gemeenschappelijke portemonnee in te richten voor uitgaven in het Koppelkansen Traject. Aan de ‘strategische tafel’, die is ingericht voor dit soort kwesties, is inmiddels besloten dat de Afdeling Ruimte & Duurzaamheid de gemeenschappelijke portemonnee zal gaan beheren. Kan dit een opmaat zijn voor vernieuwende financiële arrangementen in de toekomst?
Wat kunnen we hiervan leren?
- Ook al is een risicomijdende houding ingegeven door wet- en regelgeving, het kan vaak niet volledig hieraan worden toegeschreven. Het is ook een kwestie van bedrijfscultuur. Het loont om na te gaan: Wat is daadwerkelijk verankerd in wet- en regelgeving? En wat is gebaseerd op aannames die in de loop van de tijd zijn omgezet in (routinematige) procedures en denkpatronen? Ook het stimuleren van een andere denkmodus kan helpen: Hoe kom je van ‘niet meer dan anders’-denken naar ‘hoe kan het juist wél anders’-denken? En wat is daarvoor nodig?
- Voor het maken van een gezamenlijke business-case is het belangrijk om alle maatschappelijke kosten en baten goed op waarde te schatten. Hierdoor kan het aantrekkelijker worden om als organisatie of project te investeren in een gemeenschappelijk project. Andere (financiële) rekenmodellen kunnen hierbij helpen. Een voorbeeld is het Total Cost of Ownership (TCO-)model, mede ontwikkeld door Waternet.
- Om nieuwe financiële constructies mogelijk te maken is het belangrijk om te werken aan de scope van opdracht-verstrekking. Dat heeft niet alleen te maken met doelstelling en budget, maar ook met planning en gebiedsafbakening. Hoe kun je ervoor zorgen dat gebiedsoverstijgende opgaven als klimaatbestendigheid en circulaire economie (beter) worden meegenomen in deelprojecten?
- Om vernieuwing op financieel gebied mogelijk te maken kan het helpen om eerst een proefballon op te laten, bijvoorbeeld in de vorm van een gezamenlijke portemonnee voor relatief kleine project-gerelateerde uitgaven. De financiële risico’s voor deelnemende organisaties zijn beperkt, maar het geeft tegelijkertijd wel een beeld van zaken die je tegenkomt wanneer je werkt aan nieuwe financiële arrangementen.
Er is veel toegevoegde waarde, maar voor wie in SUPERLOCAL?
De kern van de waterkringloop SUPERLOCAL is dat partijen activiteiten uitvoeren die ze nooit zouden doen wanneer ze naar de eigen kosten en baten kijken. Het concept van de waterkringloop is juist zo ontworpen dat een activiteit die bijvoorbeeld de gemeente doet (regenwaterbuffer in beton i.p.v. een wadi) het drinkwaterbedrijf daar gebruik van kan maken en daar baat bij heeft (een extra waterbron). De winst voor de gemeente is dat de regenwateropvang vele malen effectiever en beheersbaarder verloopt doordat het drinkwaterbedrijf gebruik maakt van het water. Zo zijn de meeste activiteiten gebaseerd op meervoudige waardecreatie waarbij de baten liggen bij diverse (lokale) partners en stakeholders waaronder bewoners.
Een gedetailleerd inzicht in de verdeling van deze baten is nooit gemaakt maar het algemene gevoel is dat de baten de kosten overstijgen en dat in een toekomstige situatie deze baten en de daar bijhorende kosten verdeeld zouden kunnen worden. Een sleutel voor deze uitwerking ontbreekt momenteel nog. Binnen BTO WiCE heeft WML samen met KWR onderzocht wat de mogelijke meervoudige waarden zijn die in SUPERLOCAL gecreëerd worden en hoe dit kan worden gemeten. Daarbij is gebruik gemaakt van het Six Capitals raamwerk.
De kosten van het project waren in eerste instantie gelijk voor alle partners. Bij de goedkeuring van Europese subsidies gaat dit principe niet meer op en is er op basis van activiteiten en verantwoordelijkheden een kostenverdeling gemaakt. Zo draagt de woningcorporatie de kosten voor de waterbesparende toiletten en de inpandige (vacuüm)riolering, terwijl de gemeente de (vacuüm)riolering en de vacuümpomp betaald en beheerd. Het Waterschapsbedrijf is eigenaar van de vergistingsinstallatie en draagt daar dan ook de kosten voor. De baten die daaruit komen zijn nog niet geheel duidelijk voor wie deze zijn. Inkomsten die voortvloeien uit het systeem zijn vanuit de subsidies gezien ook niet ideaal aangezien dit niet zomaar is toegestaan.
Een belangrijk uitgangspunt bij het project is dat de kosten voor bewoners niet omhoog gaan en idealiter juist omlaag gaan. De praktijk dient nog uit te wijzen in hoeverre de gebruikskosten omlaag gaan – met name in energie, watergebruik en minder groen afval aangezien de zuiveringsheffing gelijk blijft.
Dat de baten opwegen tegen de kosten en dat er een enigszins evenredige verdeling is tussen de partners gebeurd op basis van vertrouwen. Daarbij komt dat leren (van elkaar en van het project) één van de hoofddoelstellingen van het project is. Hierdoor heeft iedere partij (intern) en stakeholders belang bij dit project.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Het ontwerpen vanuit gezamenlijke principes zorgt voor meer mogelijkheden zowel qua innovaties als financiering. Gezamenlijke principes kunnen meerdere belangen ondervangen. Bij het vaststellen van dergelijke ontwerpprincipes is het essentieel om elkaars belangen boven tafel te krijgen.
- Binnen SUPERLOCAL is er begonnen vanuit oplossingsrichtingen (die geïdentificeerd waren in het verleden). Essentieel is om een stap terug te doen en vanuit probleemdefinities te kijken naar de casus. Dit is in een latere fase van het project gedaan waardoor een heel aantal veranderingen in de oplossingsrichtingen zijn vormgegeven. Zorg voor gedeelde probleemdefinities en laat deze meerdere malen de revue passeren.
- Wat vaak vergeten wordt is om te leren en evalueren tijdens de uitvoering van het project. Binnen SUPERLOCAL is aan de voorkant zeer systematisch en in samenwerking met alle stakeholders vastgelegd wat er gemeten en geëvalueerd gaat worden in de daaropvolgende jaren. Het gezamenlijk ontwikkelen van performance-indicators zorgt voor draagvlak, afstemming tussen de verschillende activiteiten en commitment voor een gedegen evaluatie op een later tijdstip. In de literatuur is leren en evalueren een essentieel onderdeel, maar in de praktijk wordt het vaak overschaduwd door de waan van de dag. Leg dus in een vroeg stadium vast wanneer en hoe er geleerd en geëvalueerd zal worden en maak hier tijd, mensen en budget voor beschikbaar.
Ontwikkeling & gebruik van kennis
Nadruk op verdieping en toepassing van eigen (state-of-the-art) vakkennis
Optie 1: Nadruk op verdieping en toepassing van eigen (state-of-the-art) vakkennis.
- Kennis is voornamelijk specialistisch en gericht op techniek.
- In de beleidsvorming wegen sociale en economische omstandigheden, machtsverhoudingen en normatieve kwesties zwaarder dan (sociaal) wetenschappelijke kennis.
- Er is incidentele (maar geen structurele) samenwerking tussen wetenschap en beleid. Wetenschappelijke kennis komt vooral uit de systeemtechnische hoek.
- Innovatie betreft in eerste instantie technologische innovatie en vindt alleen plaats wanneer maatregelen voldoende onderbouwd zijn door (cijfermatig) bewijs.
Actieve kennis-deling met vertrouwde (keten-)partners; Gezamenlijke verbreding van kennisbasis
Optie 2: Actieve kennis-deling met vertrouwde (keten-)partners; Gezamenlijke verbreding van kennisbasis.
- Zowel specialistische, technische kennis als de kennis van universiteiten, kennisinstellingen en adviesbureaus wordt benut om keuzes en beleidsmaatregelen te legitimeren.
- Beleidsmaatregelen zijn deels bewijs gebaseerd. Sociale en economische omstandigheden, machtsverhoudingen en normatieve kwesties spelen een gelijkwaardige rol.
- Normatieve kennis (over de beoogde toekomstige omstandigheden) en transformatie kennis (over de route tussen de huidige situatie en de beoogde toekomstige situatie) wordt incidenteel ontwikkeld en benut via participatieve processen met sectorale partners.
- Actieve deelname aan de ontwikkeling van innovatieve technologische en governance concepten in proeftuinen die als basis dienen voor nauwere samenwerking binnen de sector.
Actieve verbreding van eigen (vak)kennis & deelname aan kennis co-productie met breed netwerk van partners
Optie 3: Actieve verbreding van eigen (vak)kennis; Deelname aan kennis co-productie met breed netwerk van partners.
- Burgers, bedrijven, wetenschappers en (andere) overheden dragen met eigen kennis actief bij aan de ontwikkeling van doelstellingen, probleemdefinities en oplossingsrichtingen van de organisatie. Adviezen die daaruit voortkomen zijn raadgevend. De eigen organisatie beslist.
- Beleidsmaatregelen zijn deels bewijs gebaseerd. Sociale en economische omstandigheden, machtsverhoudingen en normatieve kwesties spelen een gelijkwaardige rol.
- Naast technische systeemkennis wordt ook normatieve kennis (over de beoogde toekomstige omstandigheden) en transformatie kennis (over de route tussen de huidige situatie en de beoogde toekomstige situatie) structureel benut om de beoogde veranderingen te realiseren.
- Naast deelname aan de ontwikkeling van innovatieve (technologische en governance) concepten in proeftuinen wordt er actief gewerkt aan institutionele verandering binnen en buiten de sector.
Nadruk op integreren van diverse soorten (vak)kennis; vergaande her-specialisatie o.b.v. nieuwe integrale vraagstelling.
Optie 4: Nadruk op integreren van diverse soorten (vak)kennis; vergaande her-specialisatie op basis van nieuwe integrale vraagstelling.
- Doelstellingen, probleemdefinities en oplossingsrichtingen worden ontwikkeld in structurele samenwerking met burgers, bedrijven, wetenschappers en (andere) overheden. Uitkomsten zijn bindend.
- Her-specialisatie van kennis op basis van nieuwe integrale vraagstelling. De productie, uitwisseling en toepassing van diverse soorten kennis is volledig geïntegreerd in het proces van beleidsvorming en realisatie.
- Naast technische systeemkennis wordt ook normatieve kennis (over de beoogde toekomstige omstandigheden) en transformatie kennis (over de route tussen de huidige situatie en de beoogde toekomstige situatie) structureel benut om de beoogde veranderingen te realiseren.
- Deelname aan innovatieve proeftuinen is vooral gericht op het bewerkstelligen van (vergaande) institutionele verandering.
Actief verbinden van diverse (soorten) kennis; Nadruk op bieden van proces- ondersteuning in kennis-ontwikkeling
Optie 5: Nadruk op bieden van proces-ondersteuning in kennisontwikkeling; Actief verbinden van diverse (soorten) kennis.
- Vergaande herdefinitie van de eigen kennis. Van inhoudelijke kennis verschuift het accent naar procesmatige kennis.
- Kennisontwikkeling in de eigen organisatie is vooral gericht op het aanjagen en faciliteren van kennis co-productie tussen burgers, bedrijven, overheden en wetenschappers.
- Om veranderingen te realiseren ligt de nadruk op de ontwikkeling van normatieve kennis (over de beoogde toekomstige omstandigheden) en transformatie kennis (over de route tussen de huidige situatie en de beoogde toekomstige situatie), meer dan op technische systeemkennis.
- Deelname aan proeftuinen is vooral gericht op het tot stand brengen van productieve processen van (lokale) kennisuitwisseling en -productie.
Eigen denkkaders onder de loep, Koppelkansen Amsterdam
Het Koppelkansen Traject is gericht op systeem-innovatie. Dat houdt in dat er niet alleen nieuwe technieken worden ontwikkeld en getest in proefprojecten, maar dat er ook actief wordt gewerkt aan het veranderen van zaken die duurzame innovatie structureel in de weg staan. Dit betreft institutionele kaders (wet- en regelgeving, procedures), maar ook dominante manieren van begrijpen en redeneren (ook wel ‘discursieve structuren’ genoemd). Kenmerkend voor bedrijven in de watersector is bijvoorbeeld dat er veel wordt gedacht vanuit de techniek. Dat is belangrijke kennis, maar niet de enige vorm van kennis die nodig is als het gaat om systeemverandering.
De wetenschappelijke methodiek die in het Koppelkansen Traject wordt gebruikt om te werken aan systeem-innovatie heet ‘Reflexief Interactief Ontwerpen’ (RIO). Een kernelement in deze methodiek is reflexiviteit, het doorlopend in vraag stellen en doorgronden van eigen aannames. Reflexiviteit wordt op verschillende manieren gestimuleerd: door zoveel mogelijk met open vizier kennis uit te wisselen met andere organisaties om samen tot nieuwe ideeën te komen, door gebruik te maken van sociaal-wetenschappelijke kennis en methodes die dit stimuleren, en door stappen die eerder in het proces genomen zijn opnieuw te doorlopen (ook wel ‘iteratie’ genoemd).
In de Koppelkansen casusgebied Amstelstad wordt reflexiviteit op diverse manieren in de praktijk gebracht. Ten eerste worden er zogenaamde ‘RIO Sessies’ georganiseerd. Dit zijn gerichte sessies waarin deelnemers in het projectteam en wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam samen proberen de problematiek verder te doorgronden. Sinds het voorjaar van 2019 zijn er op maandelijkse basis RIO sessies gehouden met twee werknemers van de gemeente Amsterdam die de opdracht hadden gekregen om technische en governance barrières in kaart te brengen voor het integraal ontwerp van straatprofielen. Samen is gewerkt aan het inrichten van het onderzoeksproces, het opstellen van een vragenlijst voor het interviewen van experts en aan het interpreteren van de uitkomsten. Dit heeft niet alleen gezorgd voor inhoudelijke verdieping, maar ook voor een reflectie op de eigen kennis en methoden, zowel aan de kant van de gemeente als aan de kant van de wetenschap.
Ten tweede is er een serie ‘RIO Masterclasses’ voorzien waarin projectteams bekend worden gemaakt met de RIO methodiek en deze leren te gebruiken bij het werken aan de casus. In de eerste RIO Masterclass werd er o.a. aandacht besteed aan het ontstaan van on-duurzame systemen en aan de moeilijkheden en mogelijkheden om deze te veranderen. Ook werd er een aanzet gedaan tot het vormen van een (prikkelend) toekomstbeeld voor Amstelstad. Dit leverde o.a. het inzicht op dat er een meer zoekende en lerende manier van werken nodig is, waarbij het doel en de middelen voortdurend kritisch moeten worden benaderd.
Een concrete tool die hiervoor zal worden aangewend is de dynamische leeragenda. De leeragenda vertaalt uitdagingen waar het project voorstaat in leervragen en stimuleert het gericht werken aan (systeem)verandering door lange-termijn doelen te verbinden met korte-termijn handelingsperspectieven. Ook zorgt de dynamische leeragenda ervoor dat reflectie een integraal onderdeel is van het project. Zo werkt projectteam Amstelstad momenteel aan leervragen m.b.t. het uitdiepen van de probleemdefinitie, en aan het bevorderen van creativiteit, d.w.z. aan het denken en handelen buiten bestaande kaders.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Systeem-innovatieve methodes zoals RIO stimuleren niet alleen het ontstaan van nieuwe ideeën, maar zorgen er ook voor dat de eigen kaders en impliciete aannames steeds beter zichtbaar worden. Dit is een belangrijk onderdeel van het gehele proces, maar het in vraag stellen van deze aannames kan ook onzekerheid en weerstand teweeg brengen. De vraag is dan ook: Hoe creëren we samen een open en vertrouwelijke sfeer waarin deelnemers zichzelf ‘ongemakkelijke’ vragen durven te stellen, bereid zijn van anderen te leren en zich veilig voelen om soms ook ‘gekke’ dingen te roepen? Het uitspreken van het voornemen om een open leeromgeving te creëren en het geven van het goede voorbeeld kan hierbij helpen.
- Zoekend en lerend te werk gaan en het creëren van een vertrouwelijke sfeer vereist veel tijd en personele inzet. Is het mogelijk om hier voldoende ruimte voor te (blijven) reserveren, ook als de resultaten in eerste instantie uitblijven?
- Hoewel reflexiviteit voor een deel ingebouwd kan worden in het proces is het ook belangrijk om voldoende vrijdenkers en creatievelingen aan boord te hebben of te halen. Dat geld zeker voor momenten waarop creativiteit is zoals bij visievorming of het nadenken over werkvormen of handelingsperspectieven. Wat is de verhouding tussen realisten en vrijdenkers? Is het belangrijk dat er veel creativiteit in de groep zit, of kun je ook creativelingen uitnodigen op momenten dat het extra nodig is?
- Systeeminnovatie vraagt om een proces van wederzijds leren tussen wetenschappers en praktijkvernieuwers. Vanuit de (sociale) wetenschap is het belangrijk om zoveel mogelijk te starten vanuit de kennis en het begrippenkader van praktijkvernieuwers. Voor praktijkvernieuwers is het juist de uitdaging om te gaan met de soms wat abstracte ideeën uit de wetenschap. Kun je elkaars kennis voldoende eigen maken, om vervolgens samen een verdiepingsslag te maken?
Reflexief Interactief Ontwerpen in Brainport Smart District
In BSD wordt samengewerkt in de Quadrupple Helix, een uitbreiding van de Triple Helix (overheid, bedrijven, burgers). De vierde partij zijn kennisinstellingen. In BSD zijn dat onder andere de TU/e, TU Delft en KWR Water Research Institute. De toepassing van wetenschappelijke kennis is daarmee institutioneel geborgd.
BSD wil de slimste en meest innovatieve wijk ter wereld worden en moet daarvoor toegang hebben tot zowel technische kennis als sociologische en economische kennis. De links naar de kennisinstellingen maakt dat mogelijk. Maar ook innovatieve ondernemingen kunnen kennis leveren voor de ontwikkeling van BSD. De projectteams hebben in de beginfase van het ontwerp hun oor te luisteren gelegd bij verschillende partijen om kennis en inspiratie op te doen. Ook is er bij KWR een bijeenkomst georganiseerd waarin een overzicht werd gegeven van de huidige stand van de techniek met betrekking tot waterbehandeling, sensoring en decentrale sanitatie.
Een ander aspect van het gebruik van kennis is het delen van kennis tussen vergelijkbare alternatieven. Dit is een van de centrale functies van het kennisactieprogramma water. In 2019 zijn er twee kenniswerkplaatsen georganiseerd waar wetenschappers, praktijkvernieuwers en bestuurders met elkaar in gesprek gingen over vraagstukken gerelateerd aan de casussen. Een vond plaats in Amsterdam en de andere in Helmond. Ook is er een bezoek georganiseerd van BSD aan SUPERLocal Kerkrade, waar de ontwerpfase reeds voltooid was.
KWR heeft, als direct betrokken kennisinstelling bij de programmalijn water, ook specifieke onderzoeken uitgevoerd ten dienste van de ontwerpfase. Zo is er een Serious Game ontwikkeld, waarmee ontwerpkeuze konden worden gemaakt voor de ontwikkeling van de twee scenario’s (baseline en plus). Deze scenario’s zijn vervolgens door gerekend met de Urban Water Optioneering Tool om de balans tussen vraag en aanbod van water inzichtelijk te maken.
Ten slotte is ook het proces van het volgen van de RIO-methode een bron van kennis. De toepassing van deze methode bij BSD is geëvalueerd door KWR door middel van interviews met de betrokkenen.
Gezamenlijk internationaal leren van, met en door SUPERLOCAL als vliegwiel
De kern van de waterkringloop SUPERLOCAL is dat partijen activiteiten uitvoeren die ze nooit zouden doen wanneer ze naar de eigen kosten en baten kijken. Het concept van de waterkringloop is juist zo ontworpen dat een activiteit die bijvoorbeeld de gemeente doet (regenwaterbuffer in beton i.p.v. een wadi) het drinkwaterbedrijf daar gebruik van kan maken en daar baat bij heeft (een extra waterbron). De winst voor de gemeente is dat de regenwateropvang vele malen effectiever en beheersbaarder verloopt doordat het drinkwaterbedrijf gebruik maakt van het water. Zo zijn de meeste activiteiten gebaseerd op meervoudige waardecreatie waarbij de baten liggen bij diverse (lokale) partners en stakeholders waaronder bewoners.
Een gedetailleerd inzicht in de verdeling van deze baten is nooit gemaakt maar het algemene gevoel is dat de baten de kosten overstijgen en dat in een toekomstige situatie deze baten en de daar bijhorende kosten verdeeld zouden kunnen worden. Een sleutel voor deze uitwerking ontbreekt momenteel nog. Binnen BTO WiCE heeft WML samen met KWR onderzocht wat de mogelijke meervoudige waarden zijn die in SUPERLOCAL gecreëerd worden en hoe dit kan worden gemeten. Daarbij is gebruik gemaakt van het Six Capitals raamwerk.
De kosten van het project waren in eerste instantie gelijk voor alle partners. Bij de goedkeuring van Europese subsidies gaat dit principe niet meer op en is er op basis van activiteiten en verantwoordelijkheden een kostenverdeling gemaakt. Zo draagt de woningcorporatie de kosten voor de waterbesparende toiletten en de inpandige (vacuüm)riolering, terwijl de gemeente de (vacuüm)riolering en de vacuümpomp betaald en beheerd. Het Waterschapsbedrijf is eigenaar van de vergistingsinstallatie en draagt daar dan ook de kosten voor. De baten die daaruit komen zijn nog niet geheel duidelijk voor wie deze zijn. Inkomsten die voortvloeien uit het systeem zijn vanuit de subsidies gezien ook niet ideaal aangezien dit niet zomaar is toegestaan.
Een belangrijk uitgangspunt bij het project is dat de kosten voor bewoners niet omhoog gaan en idealiter juist omlaag gaan. De praktijk dient nog uit te wijzen in hoeverre de gebruikskosten omlaag gaan – met name in energie, watergebruik en minder groen afval aangezien de zuiveringsheffing gelijk blijft.
Dat de baten opwegen tegen de kosten en dat er een enigszins evenredige verdeling is tussen de partners gebeurd op basis van vertrouwen. Daarbij komt dat leren (van elkaar en van het project) één van de hoofddoelstellingen van het project is. Hierdoor heeft iedere partij (intern) en stakeholders belang bij dit project.
Wat kunnen we hiervan leren?
- Het ontwerpen vanuit gezamenlijke principes zorgt voor meer mogelijkheden zowel qua innovaties als financiering. Gezamenlijke principes kunnen meerdere belangen ondervangen. Bij het vaststellen van dergelijke ontwerpprincipes is het essentieel om elkaars belangen boven tafel te krijgen.
- Binnen SUPERLOCAL is er begonnen vanuit oplossingsrichtingen (die geïdentificeerd waren in het verleden). Essentieel is om een stap terug te doen en vanuit probleemdefinities te kijken naar de casus. Dit is in een latere fase van het project gedaan waardoor een heel aantal veranderingen in de oplossingsrichtingen zijn vormgegeven. Zorg voor gedeelde probleemdefinities en laat deze meerdere malen de revue passeren.
- Wat vaak vergeten wordt is om te leren en evalueren tijdens de uitvoering van het project. Binnen SUPERLOCAL is aan de voorkant zeer systematisch en in samenwerking met alle stakeholders vastgelegd wat er gemeten en geëvalueerd gaat worden in de daaropvolgende jaren. Het gezamenlijk ontwikkelen van performance-indicators zorgt voor draagvlak, afstemming tussen de verschillende activiteiten en commitment voor een gedegen evaluatie op een later tijdstip. In de literatuur is leren en evalueren een essentieel onderdeel, maar in de praktijk wordt het vaak overschaduwd door de waan van de dag. Leg dus in een vroeg stadium vast wanneer en hoe er geleerd en geëvalueerd zal worden en maak hier tijd, mensen en budget voor beschikbaar.