Eigen denkkaders onder de loep, Koppelkansen Amsterdam

Het Koppelkansen Traject is gericht op systeem-innovatie. Dat houdt in dat er niet alleen nieuwe technieken worden ontwikkeld en getest in proefprojecten, maar dat er ook actief wordt gewerkt aan het veranderen van zaken die duurzame innovatie structureel in de weg staan. Dit betreft institutionele kaders (wet- en regelgeving, procedures), maar ook dominante manieren van begrijpen en redeneren (ook wel ‘discursieve structuren’ genoemd). Kenmerkend voor bedrijven in de watersector is bijvoorbeeld dat er veel wordt gedacht vanuit de techniek. Dat is belangrijke kennis, maar niet de enige vorm van kennis die nodig is als het gaat om systeemverandering.

De wetenschappelijke methodiek die in het Koppelkansen Traject wordt gebruikt om te werken aan systeem-innovatie heet ‘Reflexief Interactief Ontwerpen’ (RIO). Een kernelement in deze methodiek is reflexiviteit, het doorlopend in vraag stellen en doorgronden van eigen aannames. Reflexiviteit wordt op verschillende manieren gestimuleerd: door zoveel mogelijk met open vizier kennis uit te wisselen met andere organisaties om samen tot nieuwe ideeën te komen, door gebruik te maken van sociaal-wetenschappelijke kennis en methodes die dit stimuleren, en door stappen die eerder in het proces genomen zijn opnieuw te doorlopen (ook wel ‘iteratie’ genoemd).

In de Koppelkansen casusgebied Amstelstad wordt reflexiviteit op diverse manieren in de praktijk gebracht. Ten eerste worden er zogenaamde ‘RIO Sessies’ georganiseerd. Dit zijn gerichte sessies waarin deelnemers in het projectteam en wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam samen proberen de problematiek verder te doorgronden. Sinds het voorjaar van 2019 zijn er op maandelijkse basis RIO sessies gehouden met twee werknemers van de gemeente Amsterdam die de opdracht hadden gekregen om technische en governance barrières in kaart te brengen voor het integraal ontwerp van straatprofielen. Samen is gewerkt aan het inrichten van het onderzoeksproces, het opstellen van een vragenlijst voor het interviewen van experts en aan het interpreteren van de uitkomsten. Dit heeft niet alleen gezorgd voor inhoudelijke verdieping, maar ook voor een reflectie op de eigen kennis en methoden, zowel aan de kant van de gemeente als aan de kant van de wetenschap.

Ten tweede is er een serie ‘RIO Masterclasses’ voorzien waarin projectteams bekend worden gemaakt met de RIO methodiek en deze leren te gebruiken bij het werken aan de casus. In de eerste RIO Masterclass werd er o.a. aandacht besteed aan het ontstaan van on-duurzame systemen en aan de moeilijkheden en mogelijkheden om deze te veranderen. Ook werd er een aanzet gedaan tot het vormen van een (prikkelend) toekomstbeeld voor Amstelstad. Dit leverde o.a. het inzicht op dat er een meer zoekende en lerende manier van werken nodig is, waarbij het doel en de middelen voortdurend kritisch moeten worden benaderd.

Een concrete tool die hiervoor zal worden aangewend is de dynamische leeragenda. De leeragenda vertaalt uitdagingen waar het project voorstaat in leervragen en stimuleert het gericht werken aan (systeem)verandering door lange-termijn doelen te verbinden met korte-termijn handelingsperspectieven. Ook zorgt de dynamische leeragenda ervoor dat reflectie een integraal onderdeel is van het project. Zo werkt projectteam Amstelstad momenteel aan leervragen m.b.t. het uitdiepen van de probleemdefinitie, en aan het bevorderen van creativiteit, d.w.z. aan het denken en handelen buiten bestaande kaders.

Wat kunnen we hiervan leren?

  • Systeem-innovatieve methodes zoals RIO stimuleren niet alleen het ontstaan van nieuwe ideeën, maar zorgen er ook voor dat de eigen kaders en impliciete aannames steeds beter zichtbaar worden. Dit is een belangrijk onderdeel van het gehele proces, maar het in vraag stellen van deze aannames kan ook onzekerheid en weerstand teweeg brengen. De vraag is dan ook: Hoe creëren we samen een open en vertrouwelijke sfeer waarin deelnemers zichzelf ‘ongemakkelijke’ vragen durven te stellen, bereid zijn van anderen te leren en zich veilig voelen om soms ook ‘gekke’ dingen te roepen? Het uitspreken van het voornemen om een open leeromgeving te creëren en het geven van het goede voorbeeld kan hierbij helpen.
  • Zoekend en lerend te werk gaan en het creëren van een vertrouwelijke sfeer vereist veel tijd en personele inzet. Is het mogelijk om hier voldoende ruimte voor te (blijven) reserveren, ook als de resultaten in eerste instantie uitblijven?
  • Hoewel reflexiviteit voor een deel ingebouwd kan worden in het proces is het ook belangrijk om voldoende vrijdenkers en creatievelingen aan boord te hebben of te halen. Dat geld zeker voor momenten waarop creativiteit is zoals bij visievorming of het nadenken over werkvormen of handelingsperspectieven. Wat is de verhouding tussen realisten en vrijdenkers? Is het belangrijk dat er veel creativiteit in de groep zit, of kun je ook creativelingen uitnodigen op momenten dat het extra nodig is?
  • Systeeminnovatie vraagt om een proces van wederzijds leren tussen wetenschappers en praktijkvernieuwers. Vanuit de (sociale) wetenschap is het belangrijk om zoveel mogelijk te starten vanuit de kennis en het begrippenkader van praktijkvernieuwers. Voor praktijkvernieuwers is het juist de uitdaging om te gaan met de soms wat abstracte ideeën uit de wetenschap. Kun je elkaars kennis voldoende eigen maken, om vervolgens samen een verdiepingsslag te maken?