Verslag Kenniswerkplaats 19 Juni

Op maandag 19 juni kwamen zo’n 55 beleidsmakers, praktijkvernieuwers, bestuurders en onderzoekers samen in Pakhuis de Zwijger om toekomstbeelden uit te wisselen over de relatie tussen water en grondstoffen in de circulaire stad.

Na een welkomstwoord van Roelof Kruize, directeur van Waternet, gaf ondernemer Johan Bel (Mijn Waterfabriek) zijn visie op water in de circulaire stad. Volgens hem vraagt een circulaire economie om kleinschalige oplossingen. De natuur kan daarbij als voorbeeld dienen, want ook daar zijn kringlopen vaak kleinschalig. In technisch opzicht ziet Johan nauwelijks belemmeringen: ‘alle techniek is er wel’. Maar om te kunnen innoveren zijn er wel sociale, bestuurlijke en juridische belemmeringen: de perceptie dat water goedkoop is (waardoor een financiële prikkel ontbreekt), de belangen van bestaande partijen en de bestaande regelgeving (zoals het Drinkwaterbesluit).

Ellen van Bueren (Institute for Advanced Metropolitan Studies) gaf vervolgens een korte introductie op het Kennisactieprogramma Water. Het programma vormt een plek voor de uitwisseling van kennis en een diversiteit aan ervaringen ten aanzien van de transitie naar een toekomstbestendig stedelijk watersysteem. Daarnaast is het ook een plaats voor gesprek over dromen en wensen. Ellen introduceerde ook het gespreksonderwerp van deze Kenniswerkplaats: toekomstbeelden over de relatie tussen water en grondstoffen in de circulaire stad.

Tot slot van het openingsblokje kreeg Wiegert Dulfer het woord, de initiator van het Kennisactieprogramma vanuit het bestuur van Waterschap AGV. Hij benadrukte het belang van een wetenschappelijk gedegen programma. Het waterschap is betrokken bij veel interessante pilotprojecten op het gebied van circulariteit, en wil met het oog op de toekomst lessen trekken uit de verschillende pilots, en de mogelijkheden verkennen voor opschaling.

Vervolgens startte de eerste ronde tafelgesprekken waarin de deelnemers in acht groepen werden verdeeld. De deelnemers wisselden toekomstbeelden uit over de relatie tussen water en grondstoffen, rondom de vragen wie doet wat?, wie is er verantwoordelijk? en wat zijn de verdienmodellen? Tijdens de eerste ronde zijn deze beelden uitgewisseld binnen de eigen ‘bloedgroep’: bestuur, beleid, praktijk of onderzoek.

In de tweede ronde werden de groepen gemengd en zijn de opbrengsten uit de eerste ronde bevraagd en verdiept. Het was nadrukkelijk niet de bedoeling om in debat te gaan, maar om de beelden te verhelderen en te vergelijken. Welke ervaringen liggen achter dit toekomstbeeld? En welke waarden liggen erachter? Waren daarbij de leidende vragen.

Tot slot hebben een aantal deelnemers hun impressies uit de tafelgesprekken gedeeld. Daarbij bleek dat de meeste toekomstbeelden een combinatie bevatten van centrale en decentrale waterzuivering. In zo’n toekomstbeeld is ruimte voor maatwerk voor verschillende grondstoffen, sommige kun je lokaal hergebruiken in een kleine cyclus, andere moeten grootschaliger ten behoeve van de efficiency. Een cruciaal aspect wordt dan de kwaliteitsborging. Volgens veel deelnemers ligt hier een verantwoordelijkheid van de overheid, maar de keuring zelf zou eventueel kunnen worden uitbesteed in de markt.

In mijn eigen gesprekken merkte ik drie belangrijke variaties in de toekomstbeelden. Allereerst het relatieve accent op centrale versus decentrale oplossingen. Ten tweede de rolverdeling tussen de markt versus overheid. De één verwacht dat de markt het proces van winning van grondstoffen zal domineren, omdat handel in grondstoffen geen publieke taak is, de ander verwacht dat de overheid centraal zal blijven staan vanwege het publieke belang en de risico’s voor gezondheid en milieu. Dit verschil hangt samen met de derde variatie, in de achterliggende waarden: is vrijheid of beheersbaarheid belangrijker? Vanuit deze verschillende waarden hebben mensen een eigen politieke ideologie, en een visie op de rol van de overheid.

Veel deelnemers vinden in elk geval dat de overheid een aanjagende rol kan spelen in de transitie naar een circulaire stad, door ruimte te bieden voor experimenten en diversiteit, en tegelijk richting te geven door middel van aanbestedingsregels of veiligheidsnormen.

De bijeenkomst is door de deelnemers positief geëvalueerd. De meeste deelnemers geven aan dat de Kenniswerkplaats gelegenheid bood om nieuwe kennis op te doen, nieuwe mensen te leren kennen en visies uit te wisselen. Twee aandachtspunten voor een volgende editie zijn de inhoudelijke focus (kan scherper) en de oriëntatie op concrete acties. Hier zullen we zeker aan werken bij de derde Kenniswerkplaats van 2017.

Laurens Hessels