‘Er gaat wel eens wat door het toilet dat er misschien niet door hoort te gaan.’ Maar waarom gaat het zoals het gaat?

We wéten het wel, maar we handelen er niet naar. De afvalscheidingswijzer van Milieucentraal, ‘frituurvet recycle het’, afvalwijzers, Rijksoverheid, ‘niet in het riool’, allemaal geven ze informatie over welke substanties op welke locaties wel en niet weggegooid en weggespoeld mogen worden. Ze beschrijven wat de gevolgen zijn als middelen op de verkeerde plek terecht komen, zoals frituurvet dat verstoppingen veroorzaakt in pijpleidingen. Ondanks alle informatie die wordt verspreid belanden er toch nog substanties in pijpleidingen die er niet thuishoren en problemen veroorzaken. De informatievoorzieningen lossen dit probleem niet op.

Wegspoelpraktijken zijn ten eerste vaak onbewust en daardoor soms tegenstrijdig. Pieter vertelt bijvoorbeeld dat hij graag wil dat zijn kinderen hun haren na het douchen uit het doucheputje halen. Later vertelt hij over de haartjes die in zijn elektrische scheerapparaat blijven zitten.

I: En wat doe je met de haartjes die overblijven in het apparaat?
P: Ja, die doe ik wel door het putje heen ja. (…) Nu ik er over nadenk en me er bewust van ben, zou ik het net zo goed in de prullenbak kunnen gooien natuurlijk. (…)

Pieter wil dat in de douche de haren opgeruimd worden terwijl hij ze zelf door de gootsteen wegspoelt. Hij geeft aan dat zijn handeling een gewoonte is. Hij gooit de haartjes uit het scheerapparaat door de gootsteen zonder er bij na te denken en wordt zich er pas van bewust wanneer hij het vertelt.
Ook Anita vertelt over een tegenstrijdige handeling. Het gaat om het ontstoppen van haar pijpleiding. Ze gebruikt hiervoor een middel waarvan ze denkt dat het slecht voor het milieu is, maar het werkt goed als ontstopper.

A: Ik heb van dat spul erdoor gegooid. Ja, ik heb die fles niet meer, want die heb ik er helemaal door gegooid. Zo’n oranje fles met ontstopper. (…)
I: En hoe werkt dat dan? Dan gooi je dat er doorheen en dan?
A: Dat gooi je er doorheen en dan laat je het minimaal vijf minuten er in staan, maar ik heb het een uur er in laten staan of twee uur. Dan spoel je het na met water en dan stroomt hij weer door.
I: Oke. Ja? Het werkte goed?
A: Ja, het zal wel goede troep zijn (gelach). Als het zo goed werkt.
I: Troep?
A: Ja, dat denk ik. Ja, dat is wel iets chemisch anders kan dat nooit zo snel werken.

Anita heeft een oplossing gevonden voor haar verstopping en gebruikt het ondanks dat ze het gevoel heeft dat het product elders schadelijke effecten kan hebben.
De gewoonte is ook in andere verhalen terug te zien en soms komt er gemakzucht bij kijken. Helen vertelt bijvoorbeeld dat ze flosdraad in het toilet gooit in plaats van in de prullenbak, terwijl ze denkt dat het beter is om het in de prullenbak te gooien.

H: Oh ja en flosdraad, dat is wel een rare gewoonte van mij, dat ik af en toe een flosdraad in de wc gooi.
I: Oke. En waarom dan denk je?
H: Omdat Thijs zei: ‘Dat maakt helemaal niet uit,’ weet je wel? En dan vond ik het een gedoe om dan dat draadje precies hier (H wijst naar prullenbak) in te doen. Dan zit het weer half er uit of er naast en als je flost dan kan je het zo: Floep! Weggooien. (H doet alsof ze flosdraad in de wc gooit). Omdat Thijs zei: ‘Dat kan geen kwaad,’ en dan wordt het een gewoonte.

Later vertelde ze over haar reactie toen haar zoon iets soortgelijks deed.

H: Blaadjes van bloemen gooit hij in de wc.
I: Waarom dan? Weet je dat?
H: Gemakzucht. En dan zeg ik het en dan doet hij het daarna weer. (…) Vind ik helemaal niet leuk. Elke keer word ik boos.
I: Waarom?
H: Omdat het niet nodig is, de prullenbak staat ernaast. Boven doet hij dat dan. En de prullenbak staat naast de wc. Dus hij kan het gewoon in de prullenbak gooien. Maar dat is hetzelfde als ik met mijn flosdraadje dan misschien, maar ja. Niet nodig.

Helen geeft aan dat haar gedrag misschien tegenstrijdig is. Ze wordt boos op haar zoon terwijl ze zelf iets soortgelijks doet. Ze realiseert zich dit echter pas wanneer ze erover vertelt.
Zelfs mensen die goed geïnformeerd zijn en het goede willen doen, blijken het soms na te laten – en weten dat van zichzelf. Neem Roelf:

R: (…) Als ik bijvoorbeeld zoiets lees van het riool, wat die mensen dan allemaal tegenkomen in het water, ik wind me niet zo gauw op, maar dan denk ik wel van: ‘Hoe kunnen mensen dat allemaal door het toilet of door de gootsteen spoelen? En houden ze dan nergens rekening mee?’ Daar kan ik me wel, opwinden is een groot woord, maar wel een beetje over verbazen. Dus zoals gezegd: zelf probeer ik er wel rekening mee te houden, maar ik ga niet helemaal vrijuit, want er gaat wel eens wat door het toilet, dat er misschien niet door hoort te gaan.

Wegspoelen is kortom een alledaagse handeling die mensen vaak gedachteloos uitvoeren. Daarbij zitten ze vol tegenstrijdigheden. Dat stelt Waterschappen voor de uitdaging om niet alleen informatie te bieden over wat er wel en wat er niet in het riool terecht mag komen, maar ook na te denken over hoe routines werken en hoe die wellicht te beïnvloeden zijn.

Els Roding (studente Research Master Social Sciences aan de Universiteit van Amsterdam) deed een onderzoeksstage bij Annemarie Mol (professor antropologie van het lichaam) en Justine Laurent (PhD kandidaat antropologie). Ze interviewde hiervoor uiteenlopende mensen in Nederland over hun schoonmaak-, wegspoel- en weggooipraktijken.

Voor meer informatie: nwo-mvi.nl/project/normativities-waste-water-treatment-putting-micro-algae-work-ecovillage-boekel

Door: Ian Minnes, Waternet